Probleem 3

Een slag uit het niets

Het loopt tegen het einde van het spel.
Iedereen heeft nog vijf kaarten.
Je bent in zuid aan slag.
West is ongevaarlijk, maar tegenstander oost heeft aardig wat plaatjes.
 
Tel de slagen die je direct kunt oprapen.
Dat zijn er drie: hartenaas in zuid en ruitenaas en ruitenheer in noord.
Als je die drie topkaarten direct maakt, zal oost hartenvrouw, ruitentien en ruitenboer bijspelen.
Zelf heb je daarna alleen maar kleine harten en kleine ruiten over.
Wat je ook speelt: oost komt aan slag en maakt hartenheer en ruitenvrouw.
 
Hoe kun je toch vier slagen maken?

Je kunt een slag extra maken door je lange ruitenkleur in noord te ontwikkelen.
Speel in de eerste slag uit zuid een kleine ruiten en leg in noord ook een kleine ruiten.
Oost komt dan aan slag met ruitentien.
 
Hij kan nu vervolgen met harten of ruiten.
 
Kiest hij in de tweede slag hartenvrouw, dan neem je de slag in zuid met je aas.
Vervolgens steek je met de laatste kleine ruiten over naar ruitenaas in noord.
Daaronder zie je bij oost de ruitenboer vallen.
Vol vertrouwen speel je nu ook de ruitenheer.
Oost moet kleur bekennen en de ruitenvrouw bijspelen.
Je ruitennegen in noord is nu je vierde slag.
Oost heeft geen ruiten meer en moet hartenheer bijspelen.
 
Speelt oost in de tweede slag ruiten terug, dan kom je in noord aan slag en maak je ook weer de ruitenaas, de ruitenheer en de ruitennegen.
Vervolgens steek je met hartenacht over naar hartenaas in zuid voor je vierde slag.
 
Je ziet: lange kleuren leveren vaak een slag extra op!